In de varkenshouderij blijft darmgezondheid een cruciale rol spelen. Problemen op dit gebied leiden tot een verminderde groei, verminderde weerstand en mogelijk ook tot verhoogde uitval. In deze nieuwsbrief brengen we graag het fenomeen “speendiarree” onder de aandacht.
De diarree kan al gezien worden vlak na spenen, maar meestal zien we de problemen ontstaan zo’n 6 tot 8 dagen na spenen of specifiek bij de voerovergang van speenvoer naar biggenkorrel. De verantwoordelijke bacterie betreft E. coli. Hiervan zijn veel verschillende varianten, maar degene die de speendiarree veroorzaken is de F4 en/of de F18. De E. coli’s die geboortediarree veroorzaken zijn vaak andere types (F5, F6, F41). Het enten van de zeugen heeft daarmee geen effect op het voorkomen van speendiarree, maar alleen op het voorkomen van geboortediarree. Dit heeft tevens te maken met het feit dat de maternale antistoffen snel verdwijnen en daarmee rondom spenen geen rol meer spelen.
Wat kunt u dan wel doen in geval van speendiarree? De opname van vast voedsel voor het spenen dient zo veel mogelijk gestimuleerd te worden. Voerbakjes liefst bij de kop van de zeug, bakjes vaak bijvullen (minimaal 3 keer daags), bakjes goed schoon houden (veel, vaak, vers). Hoe meer een big voor het spenen al vreet, hoe gemakkelijker het is om de opname na het spenen op peil te houden. Houdt in geval van twijfel bij wat de biggen opnemen qua voer voor en na het spenen.
Om de opname na spenen zoveel mogelijk te stimuleren zijn voldoende vreetplaatsen van belang. Zet het liefst een voerbak in het hok waar meerdere biggen tegelijk uit kunnen vreten. Immers; zien vreten doet vreten! Ook hier geldt dat deze bak meerdere keren per dag gevuld dient te worden om de biggen gretig te houden. Zet eventueel een bak met water bij in het hok de eerste paar dagen na spenen; meer drinken zorgt voor meer vreten. Het spreekt voor zich dat waterleidingen schoon dienen te zijn en ook de waterkwaliteit moet voldoen.
Naast de bovengenoemde directe maatregelen, zijn ook indirecte maatregelen te nemen. Zo spelen geboortegewicht en speenleeftijd een belangrijke rol. Bij jong spenen is de darm nog onvoldoende/niet klaar voor vertering van vast voer en is de kans op diarree vele malen groter. Advies is om biggen te spenen op 28 dagen.
De samenstelling van het voer speelt ook zeker een rol bij het al dan niet optreden van diarree. Eiwit is noodzakelijk voor groei en spieraanzet van de biggen, maar is ook een risicovolle voedingsbron. Voor een goede vertering van eiwit is het belangrijk dat de verblijftijd in de maag lang genoeg is. Hierbij speelt de pH in de maag een rol en ook het vezelgehalte van het voer. Meer vezels zorgt voor een langere verblijftijd in de maag en een betere pH verdeling in de maag waardoor pepsine beter in kan werken en de eiwitvertering beter is. Dit verkleint de kans op diarree
(minder eiwit beschikbaar voor de E. coli’s). Ook het toevoegen van zuur zorgt voor een langere verblijftijd in de maag.
Tot slot zijn reiniging en desinfectie erg belangrijk. Hoe minder kiemen achterblijven in het hok hoe kleiner de kans op diarree in de volgende groep. Als schema dient te worden aangehouden: reinigen, inweken, reinigen, drogen, desinfecteren. Hierbij speelt het drogen van de afdeling een cruciale rol. Dit tevens in combinatie met de oplegtemperatuur van de afdeling. Ter controle op de
reiniging heeft VARKENSARTSEN. UA testkits beschikbaar waarmee de aanwezigheid van E. coli en/of salmonella aangetoond kan worden.
Naast de curatieve maatregelen in de vorm van inzet van antibiotica, zink (wat verboden wordt) en zuren door het voer of op het water, zijn er ook enkele vaccins op de markt die mogelijk kunnen ondersteunen in het onderdrukken van speendiarree. Wij informeren u hier graag over!