Parvovirussen zijn kleine virussen die bij veel diersoorten voorkomen. De verschillende parvovirussen zijn erg diersoortspecifiek en geven zeer verschillende ziektebeelden.

Zo kan het parvovirus bij de hond ernstige diarree veroorzaken, terwijl bij varkens juist vruchtbaarheidsproblemen gezien worden.

Het virus
Het parvovirus overleeft goed buiten het varken. Dit betekent dat het virus maanden infectieus blijft vanuit de omgeving en dieren kan infecteren. De verschijnselen die het virus vervolgens veroorzaakt, zijn afhankelijk van het drachtstadium van de zeug op het moment van infectie. Tot dag 6, wanneer de vruchten nog niet ingenesteld zijn in de baarmoeder, kunnen deze nog niet geïnfecteerd worden. Wanneer de vruchten tussen dag 6 en 35 van de dracht geïnfecteerd worden, zullen de vruchten afsterven en door de zeug opgeruimd worden. Van dag 35 tot dag 70 van de dracht zullen de vruchten afsterven, maar omdat de botstructuren dan reeds gevormd zijn, worden deze vruchten niet afgebroken door de zeug, maar als mummies geboren. Na dag 70 van de dracht is het immuunsysteem van de biggen zodanig ontwikkeld, dat de ongeboren biggen zelf antistoffen maken en het virus opruimen.

Verschijnselen
De verschijnselen die je vervolgens in de stal ziet, zijn afhankelijk van het stadium in de dracht waarin de infectie plaats heeft gevonden. Bij infecties vroeg in de dracht zal de zeug terugkomen. Bij latere infecties zullen meer mummies geboren worden. In de technische cijfers zie je dit vervolgens terug in een (te) laag afbigpercentage of een hoog aantal mummies.

Preventie
Er is geen behandeling tegen parvovirus. Om problemen met parvovirus te voorkomen, kunnen zeugen gevaccineerd worden tegen het parvovirus. Hiervoor zijn verschillende commerciële vaccins beschikbaar die verschillende stammen van het parvovirus bevatten. De maternale immuniteit tegen parvo, die de biggen via de biest meekrijgen, duurt erg lang. Deze maternale antilichamen zorgen ervoor dat vaccinatie niet aanslaat wanneer deze te vroeg wordt gegeven. Incidenteel kan de maternale immuniteit tot 9 maanden leeftijd duren. Daarom is het van belang dat opfokzeugen oud genoeg zijn als ze gevaccineerd worden. Het advies is dat gelten minimaal 180 dagen oud zijn voor ze gevaccineerd worden, maar in ieder geval 3 weken voor het dekken om voldoende bescherming te hebben tijdens het begin van de dracht. Vervolgens is het verstandig eerste worps zeugen in de kraamstal nogmaals te vaccineren tegen parvo voor de dieren waarbij de maternale immuniteit lang stand heeft gehouden. Omdat het virus zo wijdverbreid voorkomt en erg goed overleeft in de omgeving, zal de immuniteit zeer waarschijnlijk goed op niveau blijven doordat zeugen af en toe veldvirus tegenkomen. Overigens kan het geen kwaad om ook oudere zeugen te blijven vaccineren, door bijvoorbeeld een combivaccin tegen parvo en vlekziekte te gebruiken.