Als we spreken over het percentage uitval onder zeugen op een vermeerderingsbedrijf dan is dat niet hetzelfde als het vervangingspercentage. Met uitval bedoelen we een abrupt einde aan het productieve leven van een zeug. Hierbij zijn grote verschillen waar te nemen tussen verschillende bedrijven. Het achterhalen van de oorzaak is niet altijd eenvoudig.

 

De sterfte bij zeugen verschilt van bedrijf tot bedrijf sterk; van minder dan 2 procent tot ruim 15 procent. Het risico is het hoogst rondom het werpen en in de eerste weken van de lactatie. Het probleem doet zich meer voor bij oudere zeugen. Tijdens de zomer is het uitvalspercentage hoger, waarschijnlijk ten gevolge van hittestress. De variaties tussen de bedrijven zijn toe te schrijven aan bedrijfsgrootte, voeding, huisvesting en het management. Groepshuisvesting scoort wat ongunstiger in vergelijk met individuele boxen. Tevens is gebleken dat op bedrijven die geen aparte groepen voor gelten hebben ingericht, de uitval door sterfte significant hoger is dan op bedrijven mét aparte geltengroepen. Uit de gegevens van de GD te Deventer blijkt dat de zeugensterfte niet hoger is op hoogproductieve bedrijven of bij een bepaald zeugenras.

Naast de infectieuze oorzaken zijn er ook niet infectieuze oorzaken. Vaak wordt pas als de uitval hoog is, gekozen voor uitvoeren van sectie. Een infectieuze oorzaak is bijvoorbeeld PIA. Lawsonia-intracellularis (PIA) is een vaker voorkomende darmbacterie en kan acute diarree geven, gepaard gaand met uitval. Waarom het tot uitbraken kan leiden is niet met zekerheid bekend. Men vermoed dat een hoge infectiedruk een rol speelt. Steeds meer (op- en/of sub-) fokbedrijven gaan standaard tegen PIA vaccineren. Naast PIA is ook Clostridium novyi bekend. De diagnose wordt vaak gemist, omdat men er niet naar zoekt. Coöperatie Varkensartsen. UA heeft goede ervaringen met vaccinatie tegen deze Clostridium.

Naast de infectieuze oorzaken zijn er ook de niet infectieuze oorzaken. Genoemd worden acuut hartfalen of stress en darmdraaiingen, maagzweren, milt draaiingen ofwel een ingescheurde milt. Voorbeelden van stress gerelateerde factoren zijn groepshuisvesting en onregelmatig voeren (tijdstippen en frequenties). Een uitvalspercentage van 18 procent wordt genoemd. Voor darmdraaiingen zijn voedingsfactoren vaak verantwoordelijk. Fermentatie van voer zorgt voor oplopers waarbij het risico op darmdraaiingen door de gasvorming toeneemt. Hetzelfde wordt vermoed bij miltdraaiingen en miltrupturen. Men heeft aangetoond dat ruim 70 procent van de zeugen last heeft van maagzweren, waarvan weinig op zichzelf staand en echt dodelijk. Maagzweren kunnen veroorzaakt worden door te weinig structuur in het voer of aanwezigheid van mycotoxinen. Verder speelt stress een belangrijke rol, net als huisvesting en de bacterie Helicobacter suis.
De diagnose maagzweer kan via sectie of via bloed (pepsinogeen) gesteld worden.