De periode september – oktober komt weer naderbij. Sommige zeugenhouders weten maar al te goed welke problemen er kunnen voordoen in die periode met de vruchtbaarheid van hun zeugen. Najaarsverwerpen is iets dat op veel zeugenbedrijven wordt gezien. Het wordt gekenmerkt door het afzetten van vruchtjes door volkomen gezonde zeugen, die in het begin van hun dracht zitten (25 – 30 dagen na inseminatie). Wanneer die zeugen 4-5 weken later weer berig worden is de daaropvolgende dracht vaak probleemloos. 

Het succes van de vruchtbaarheid van varkens is afhankelijk van veel factoren. Vooral het samenspel van hormonen, die worden geproduceerd in hersenen, eierstokken en vruchtjes in de baarmoeder, is complex en erg gevoelig. Belangrijke factoren die invloed hebben op dat samenspel zijn gezondheid, stress, conditieverlies in de zoogperiode, voerniveau na spenen en in de vroege dracht, drinkwatervoorziening, stalklimaat en lengte van het daglicht (seizoen). Ook het huisvestingssysteem, het voersysteem en de soort zeug zijn belangrijke factoren. Overige managementfactoren zijn het dekmanagement (berigheidscontrole, dektijdstip en spermakwaliteit) en het moment en de manier van verplaatsen van zeugen van dekstal naar wachtstal.

De productiecyclus in het kort

Een vruchtbare zeug maakt in haar eierstokken, o.a. door FSH (follikelstimulerend hormoon) tussen de 15 en 25 vruchtbare follikels per berigheid. De groeiende follikels produceren steeds meer oestrogeen en onder invloed van dat oestrogeen zal de hypofyse een LH-piek gaan produceren. (Luteïniserend hormoon.) FSH en LH worden ook wel de vruchtbaarheidshormonen genoemd. Door de LH-piek zal de zeug berigheidverschijnselen laten zien. Ongeveer 30 uur na de LH-piek vindt de ovulatie, het doorbreken van de follikels, plaats.

Na ovulatie worden de restanten van de follikels omgevormd tot progesteron producerende gele lichamen, die naar mate ze groter worden steeds meer progesteron produceren. Progesteron is het drachthormoon en is van vitaal belang voor het in standhouden van een dracht. Vanaf dag 14 hebben de gele lichamen stimuli nodig van buitenaf om te voorkomen dat ze verschrompelen. Vanaf dag 19 is er naast oestrogeen ook een andere factor nodig om te voorkomen dat de gele lichamen verschrompelen. Die stimuli zorgen ervoor dat de hypofyse LH produceert. Die stimuli komen o.a. uit de wand van de baarmoeder en uit de embryo’s. Daardoor blijven de gele lichamen intact en blijft de progesteronproductie van de gele lichamen op het noodzakelijke niveau voor het in stand blijven van de dracht tot zeker 30 dagen na inseminatie. Vanaf ongeveer dag 60 treden er andere mechanismen in werking voor het behoud van de dracht. Deze beginfase van de dracht is erg gevoelig voor van allerlei invloeden.

Invloeden van belang voor het begin van de dracht

De kwaliteit van de berigheid en de eerste maand van de dracht staan onder invloed van veel factoren. De ontwikkeling van de gelten, met name de leeftijd voor de eerste dekking, de conditie en het conditieverlies tijdens de lactatie, aanwezigheid van goed voer en drinkwater, aanwezigheid van voldoende seksuele prikkels, constante of langer wordende daglichtlengte, goede gezondheid, afwezigheid van stress, veiligheid en een vaste hiërarchie in de groep, een goed stalklimaat (warm genoeg, geen sterke temperatuurwisselingen) zijn allemaal factoren die een goede berigheid en dus een goeie start van de dracht stimuleren.

Het voerschema is erg belangrijk: een negatieve energiebalans en een sterke zuigprikkel tijdens de lactatie zorgt voor het uitblijven van de prikkels om een nieuwe cyclus te beginnen. Als zeugen echter geen negatieve energiebalans hebben, door ze te spenen of door een te ruim rantsoen of door te weinig zuigende biggen dan zal de cyclus weer opgestart worden.

Seizoensinvloeden

Gedurende het jaar blijkt een varken m.b.t. vruchtbaarheid behoorlijk gevoelig voor seizoensinvloeden. Wilde zwijnen worden helemaal niet meer berig en/of drachtig: het zijn echte seizoensvoortplanters. Bij onze productiezeugen zijn de seizoensinvloeden ook duidelijk aanwezig. De periode waarin de vruchtbaarheid onder druk staat komt overeen met dezelfde periode waarin wilde zwijnen onvruchtbaar zijn. Vruchtbaarheidsproblemen worden gezien op veel bedrijven, met een piek in de maanden september en oktober, en met name de bedrijven waar de vruchtbaarheid toch al een aandachtspunt is.

Door de snelle afname van daglichtlengte wordt door de hypothalamus in de hersenen het hormoon melatonine geproduceerd. Gevolg van de melatonineproductie is een afname van de productie van de vruchtbaarheidshormonen door de hypofyse.  Daardoor wordt de berigheid minder duidelijk gezien wordt, follikels minder goed van kwaliteit zijn en ook de dracht wordt lastiger in stand gehouden. Vooral de vroege dracht is gevoelig voor een sterke afname van de daglichtlengte.

Want door de afname van de vruchtbaarheidshormonen wordt de kwaliteit van de follikels, eitjes en bevruchte eitjes minder goed. Daardoor zullen de embryo’s zwakker worden en een zwakker signaal afgeven richting eierstokken. Embryo’s kunnen afsterven of er treedt abortus op. Daardoor zien we vaak een vermindering van de toomgrootte in de vroege wintermaanden.

Maar soms is het niveau van de LH-productie en het signaal van de embryo’s in het begin van de dracht onvoldoende voor het behoud van de gele lichamen op de eierstokken. De gele lichamen verschrompelen, waardoor de progesteronproductie wegvalt.  Daardoor wordt de dracht afgebroken en komt de cyclus weer op gang.

We spreken van najaarsverwerpen wanneer voornamelijk in september en oktober op een bedrijf een piek optreedt in het verwerpen/opbreken van zeugen, ongeveer 25-30 dagen na inseminatie. De zeugen zijn verder volkomen gezond, vreten goed en worden enkele dagen na de abortus weer goed berig. Normaal gesproken blijven ze ook drachtig van een goeie toom.

Door de overgang in Nederland van de zomer naar herfst en met name door het snelle korter worden van de daglichtlengte in september, maar ook wanneer een zonnige warme augustus wordt gevolgd door een koude natte septembermaand met vooral koude nachten zal najaarsverwerpen gemakkelijker optreden.

Preventie van najaarsverwerpen

Herfst wordt het elk jaar en de dagen worden dan altijd korter. Kunnen we dan helemaal niks doen om de effecten van het korter worden van de dagen en het wisselen van de seizoenen te voorkomen?

Uit onderzoek (vooral in Scandinavië, omdat daar het daglicht in september nog veel sneller korter wordt) is bekend dat een hoog voerniveau in de eerste maand van de dracht het effect van melatonine enigszins kan tegengaan. Geadviseerd wordt om vanaf dag 12 na de dekking 3 kg voer per dag te geven. Een te hoog voerniveau vóór dag 12 zou een averechts effect kunnen hebben.

Daarnaast is ook het voerniveau in de voorafgaande cyclus van belang. Als de zeugen te mager uit de kraamstal komen is de kans op najaarsverwerpen groter.

Maar, bovenal, wanneer de vruchtbaarheid op een bedrijf niet goed is dan zal ook het risico voor najaarsverwerpen groot zijn. Bekend is dat de vruchtbaarheid door zeer veel factoren wordt bepaald. Factoren die trouwens niet alleen bij de zeugen liggen. Natuurlijk is het belangrijk om de vruchtbaarheidsproblemen in kaart te brengen en te verbeteren.

Bekend is dat kunstlicht het effect van melatonine kan verminderen. 40 lux is al voldoende, meer licht is wellicht handig maar niet effectief.

Het advies is om ook in de wachtstal hetzelfde lichtschema te gebruiken als in de dekstal.

De lengte van de lichtperiode in de wachtstal mag wel langer zijn dan in de dekstal maar zeker niet korter. U kunt daarvoor het beste tijdschakelaars gebruiken.

Ook moet in september het klimaat in de wachtstal kunnen worden aangepast om te voorkomen dat de koude buitentemperatuur vooral ’s nachts de stal te veel afkoelt. Te grote temperatuurwisselingen tussen dag en nacht werken indirect negatief op de conditie.

Gezien de vele noodzakelijke aanpassingen op sommige bedrijven, is het van belang om daar mee te beginnen ruim voor de kwetsbare periode aanbreekt.